Reizen per spoor. Zullen wij, twintigste euwers, het nog meemaken dat we per trein als gepriviligeerde burgers naar ons werk reizen, neergevleid in de fauteuils van comfortablele compartimenten, nippend aan een porceleinen kop met koffie, voorzien van suiker en creme? Voorlopig zullen de tweede klas afdelingen in de spitsuren nog wel velen tot staan dwingen; uit louter agressie hoorden we reeds boze tongen de capucino smeuiig vergelijken met beits of rattenkruid. Waar is de tijd van het luxueuze reizen gebleven, toen reizigers zich nog vermijden in pompeuze wachtkamers met lambrizeringen van cypressenhout en minitieus gesiceleerd koperwerk, met veloers beklede stoelen met trijpe armleuningen, en kristalijne luchters aan het plafond? In deze weidse ruimten heerste een welhaast gewijde sfeer. Men bereidde zich consentieus voor op een ontspannende reis, opgeluisterd door stedenschoon en frisse landouwen met weidend vee, vriendelijk struweel langs zachte glooiingen bij verzande rivierbeddingkjes, beneden aan het talluud van de spoordijk. De geur van de stoomlokomotief verleende het reizen toen welliswaar een romantisch cachet, maar toch vlijen wij ons tegenwoordig met de gedachte dat we te alle tijde zonder rook en roet door het landschap kunnen snellen. Veel hedendaagse reizigers zijn behept met de onbedwingbare begeerte persie te willen weten wat hun reigenoten lezen. Ze bespioneren stiekum hun buren en zouden wensen dat er overal in de coup\'ees spionetjes hingen waarin de boek- en brochuretitels gereflecteerd werden. Op de belangstelling van de reizigers blijkt veelal geen peil te trekken. Aan het eind van de reis laat de adellijk ogende dame met haar intrigerende d\'ecollet\'ee een flodderig niemandalletje liggen, terwijl de zo geengageerd lijkende heer een miniscule thriller achterlaat die de littekens draagt van weinig scrupuleus gebruik. ``Nee'', denk je dan, ``uw beider keus is niet de mijne.'' Maar allicht brengt een ander hier tegenin dat deze gedachte getuigt van een hautaine ivoren toren houding en erop gericht is ten lange leste in het gevlei te komen bij het intellectuele deel van de natie. Maar laten we er niet lang over uitweiden: er bestaat weid en zijd een concensus dat het lezen tijdens het reizen per spoor zonder malitieuze peoratieven moet worden toegejuicht.